Een nieuwe oude radio in huis
Vaak krijgen wij van minder ver gevorderde collega's de vraag: "Ik heb een radio gekocht. Hoe kan ik het best beginnen met restaureren? Er zijn mensen bij die het toestel op hoop van zegen maar "insteken" en afwachten wat er gebeurt. Dat deze methode niet aanbevelenswaardig is, behoeft geen betoog. Daarom dit artikel.
Iedere reparateur heeft zo zijn eigen methode om een toestel aan te pakken Hieronder beschrijf ik mijn werkwijze, die er vooral op gericht is zo weinig mogelijk risico te lopen dat er iets stuk gaat. Wellicht willen anderen hun ideeën hieromtrent ook eens op papier zetten? In dit artikel beperk ik mij tot rechtuit-toestellen voor wisselstroomvoeding, dus radio's met voedingstrafo.
Verwijder, indien aanwezig, de achterwand en daarna de lampen. Noteer eerst waar ze moeten zitten, maak ze daarna schoon en reinig de pennen met fijn schuurpapier. Heeft u een lampentester, dan kunt u ze nu op hun goede werking testen en ze daarna op een veilige plek terzijde leggen. De volgende stap is het verwijderen van het chassis. Vergeet niet om draden die los moeten, te merken. Dat bespaart zoekwerk achteraf. Daarna het chassis grondig afstoffen en reinigen De (golfbereik)schakelaars en de potmeters een beetje contactspray geven Zonodig op een veilige plaats een gaatje van 0,5 mm boren met een printboormachientje. 1
Als dat gebeurd is kunnen we de bedrading en de onderdelen aan een grondige visuele inspectie onderwerpen Zit er niets los? Zijn er geen onderdelen verbrand of gebroken en zijn er geen condensatoren waar compound of elektrolyt uitgelopen is? Zijn er geen blanke draden die elkaar raken? Meet verdachte onderdelen na en vervang defecte exemplaren door goede. Zitten onderdelen of draden los, ga dan na hoe ze waarschijnlijk gezeten hebben. Voor de aansluitingen op de lamphouders is een buizenvademecum onontbeerlijk. Beschikken we over het schema van de radio dan zitten we natuurlijk op rozen. Hierna gaan we controleren of de netspanning juist is ingesteld. Is dat niet te achterhalen dan moeten we de variac te hulp roepen. Zoek de gloeispanning van een der buizen op in het vademecum. Sluit een universeelmeter aan op de gloeidraadaansluitingen. Zet de netpanningskiezer op de hoogste waarde (eventueel m.b.v. een ohmmeter) en regel de variac langzaam op. Komen we, met de variac op maximum niet aan 110 a 115 % van de nominale gloeispanning (de trafo is nog onbelast!) dan de spanningskiezer een stand lager zetten en de gehele procedure zo lang herhalen, tot de gloeispanning voldoet aan de vereiste waarde. Meet tenslotte of er een hoge wisselspanning op de anodeaansluiting(en) van de gelijkrichtbuis t.o.v. het chassis staat. Is dat niet het geval kijk dan of een zijde van resp. de middenaftakking van de hoogspanningswikkeling via een z.g NRS weerstand (neg. roostersp) met chassis verbonden is en controleer die weerstand op onderbreking. Is hij nog goed, meet dan rechtstreeks op de hoogspanningswikkeling. Is de trafo voorzien van aansluitklemmen, ga dan na of de uitlopers van de trafo goed op die klemmen zijn aangesloten. Meten we niets, dan hebben we pech en zullen we moeten uitzien naar een andere trafo, dan wel de oude opnieuw wikkelen. Is alles echter zover in orde dan kunnen we de gelijkrichtbuis plaatsen. Heeft het toestel een bekrachtigde luidspreker (i.p.v. een permanente magneet een z.g. veldspoel of wikkeling) sluit die dan ook aan omdat die meestal als afvlaksmoorspoel gebruikt wordt dus de totale anode (en schermrooster)stroom van het toestel loopt door deze spoel. Plaats een voltmeter over de eerste afvlakcondensator en zet een mA-meter in serie met de kathode van de gelijkrichtbuis (bij een direct verhitte buis een der gloeidraadpennen) en de eerste condensator. Dan de variac langzaam opregelen tot we ca. 50 V meten. Krijgen we de spanning met moeite omhoog en gaat er bovendien een flinke stroom lopen (100 mA of meer) of zien we vreemde lichtverschijnselen in de gelijkrichtbuis, dan is een afvlakcondensator, of beide zo lek als een mandje. Deze zal dan het toneel moeten verlaten om plaats te maken voor een goed exemplaar. Gaat alles goed dan laten we de instelling een tijdje zo staan en meten we intussen de anode en schermroosterspanningen op de buishouders van de overige buizen. Deze moeten 30 a 50 V bedragen. Ontbreekt deze spanning op een bepaalde plaats controleer dan de betreffende weerstand en vooral ook de ontkoppelcondensator. Soldeer die laatste los; is er dan wel spanning, dan zullen we ook die C buitenspel moeten zetten en vervangen door een nieuwe. Is alles o.k dan na een minuut of tien de variac opdraaien totdat de gelijkrichtbuis ca 100 V afgeeft. Zijn voor de afvlakking elco's toegepast dan geldt: voor oude lange tijd niet gebruikte elco's is het beter de spanning langzaam, met tussenpozen op te voeren zodat ze de kans krijgen opnieuw te formeren. Controleer af en toe of de elco' s warm worden. Is dat het geval dan zijn ze defect (houd bij deze operatie "een hand in de broekzak"). Dat is trouwens ook aan de mA-meter te zien: de wijzer gaat niet naar nul terug. Een lekstroom tot ca. 2 mA bij de bedrijfsspanning is nog toelaatbaar. Gebruik ondertussen uw ogen oren en neus om rookwolkjes, geknetter en geuren te lokaliseren. Treedt zo'n ongewenst verschijnsel op, dan geen paniek: de stekker eruit en door metingen in de omgeving van het verschijnsel vaststellen wat er mis is.
Hebben we na een minuut of tien draaien met een gelijkspanning van zo'n 250 V nog geen verontrustende verschijnselen geconstateerd, dan zijn we een eind op de goede weg. De variac niet te ver opdraaien anders kan de spanning over de afvlakcondensatoren te hoog oplopen, de gelijkrichtbuis is immers nog onbelast. We schakelen nu een mA-meter tussen de + en de uitgangstrafo en we nemen de koppelcondensator naar de stuurroosteraansluiting van de eindbuis tijdelijk los (is de eindlamp transformatorgekoppeld met de voorgaande trap, dan is er natuurlijk geen condensator). Dan plaatsen we de rest van de buizen en we regelen de variac weer langzaam op. Let daarbij op de spanning op de eerste afvlakcondensator, alsmede op de anodestroom die de eindlamp opneemt. Is deze laatste gelijk aan (of lager: bejaarde eindlamp) de voorgeschreven waarde dan solderen we de losgenomen koppelcondensator weer aan en kijken of de anodestroom hetzelfde blijft. Zo ja, dan is de C nog goed en kan blijven zitten. Stijgt de stroom echter dan moet de C vervangen worden. Nu sluiten we de antenne aan, schakelen het toestel op middengolf en draaien de volumeregelaar half open en als alles verder in orde is zal het toestel na wat draaien aan de afstemcondensator diverse zenders ten gehore brengen.
2Denk eraan dat de anodeleiding van de eindbuis niet onderbroken mag worden als de buis in bedrijf is. Het schermrooster neemt dan teveel stroom op en gaat spoedig stuk. Is de eindbuis doorzichtig, kijk dan of het schermrooster niet gaat gloeien. Geeft het toestel geen geluid dan gaan we eerst het laagfreqwentdeel controleren. Raak met een schroevendraaier de middelste aansluiting van de sterkteregelaar aan; een flinke brom geeft aan dat het lf-deel werkt. Geeft het toestel ook zonder dat we iets doen reeds een flinke brom overbrug dan de afvlakcondensatoren met goede. Brom weg, dan de slechte condensator weg! Is het lf-deel in orde, dan roepen we de hulp in van een signaalzoeker. Prik deze op het stuurrooster van de eerste hoogfrequentlamp. Bij draaien aan de afstemknop moeten er enkele sterke stations hoorbaar zijn. Zoniet, inspecteer dan de spoelen, de golfbereikschakelaar en de afstemcondensator(en). Heeft een condensator sluiting tussen de platen (oxidatie stof e.d) dan kunnen we een truc uit de oude doos toepassen: maak de aansluitdraden los, laadt een 50 uF elco op met zo'n 250 V en sluit deze op de verdachte sectie aan. De afstemknop heen en weer draaien. Als we geluk hebben, brandt de sluiting weg. Zonodig deze procedure meerdere keren herhalen. Zijn de platen verbogen, dan kunnen we voorzichtig trachten ze weer vlak te maken. In de laatste fase van dit geduldwerkje nemen we er een kortsluitvaste laagspanningsvoeding bij. Stel deze in op b.v. I0V/IA en sluit hem op de condensator aan. Tijdens het verdraaien wijzen de vonken aan waar nog sluitingen zitten.
Natuurlijk krijgen we op deze manier bij meervoudige afstemcondensatoren nooit een perfecte gelijkloop, maar beter een slechte gelijkloop dan een onbruikbare condensator. We kunnen dan altijd nog uitkijken naar een gaaf exemplaar. Ga met de signaalzoeker verder richting detector Staat er signaal op het stuurrooster van een buis? Is het versterkt aanwezig op diens anode? Vinden we het ook op het rooster van de volgende buis? Door zo systematisch alles af te werken moeten we het toestel uiteindelijk zover krijgen dat het zijn taak weer gaat vervullen. Speelt het toestel wel, maar produceert het fluittonen wanneer de afstemknop bediend wordt, overbrug dan de ontkoppelcondensatoren van de h.f. buizen met nieuwe. Waarschijnlijk zijn er oude condensatoren capaciteitsarm geworden.
Is er een constant geratel hoorbaar, breng dan een condensator van 001uF/1500V aan tussen de anode, resp. beide anodes van de gelijkrichtbuis en het chassis. Zitten dergelijke condensatoren er al, dan is de capaciteit zo goed als zeker flink teruggelopen. Verder wil ik erop wijzen dat een toestel dat lange tijd op non-actief heeft gestaan, in het begin soms ontzettende kraakstoringen heeft. Wanneer het echter een tijdje speelt verdwijnen deze storingen vaak vanzelf Vermoedelijk hebben de kathodes van een of meer buizen een erg onregelmatige emissie en wordt deze vanzelf beter als ze weer eens goed warm gestookt worden.
Hebben we het toestel tenslotte zo ver dat het weer goed speelt vergeet dan in uw overwinningsroes niet de belangrijkste spanningen en stromen te noteren. Dat is later, wanneer er toch weer een defect zou optreden, bijzonder handig. Beschikt men over de servicedocumentatie, dan zullen we zien dat de spanningen die we meten hoger zijn dan de opgegeven waarden. Dit komt doordat de spanningen indertijd gemeten werden met universeelmeters die een veel lagere inwendige weerstand hadden dan de (digitale) meters die we tegenwoordig gebruiken.
Hebben we de spanningskiezer "op het gevoel" ingesteld zoals in het begin van dit artikel beschreven controleer dan nogmaals de gloeispanning van de buizen om er zeker van te zijn dat deze onder belasting ook correct is.
Ten slotte geef ik hierbij nog het schema van een eenvoudige signaalzoeker, fig. 2, die op de ingang van een gewone l.f.versterker aangesloten kan worden Rest mij nog u veel succes en hobbyplezier toe te wensen.
© Herm Willems author & PE1MMK Hans Hilberink- 15-03-1997.
Eerder gepubliceerd in: het Radio Historisch Tijdschrift, september 1994.